Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [65]Zijn schenkelen zijn [als] marmeren pilaren, gegrond op voeten van het dichtste goud; Zijn gestalte is [66]als de Libanon, [67]uitverkoren als de cederen. 65. Onder den naam van schenkelen of benen worden ook de dijen verstaan, ja, het gehele onderlijf van het lichaam tot de voeten toe, zijnde de instrumenten of delen, die het lichaam dragen, onderstutten en bewegen van de eerste plaats tot de andere. Deze gelijkenis wordt ook gebruikt Openb.1:15. Zie Ps.147:10. De sterkte en macht van Christus, of de machtige en gestadige hulp, die Hij zijne kerk bewijst, worden vergeleken bij marmeren pilaren, die sierlijk en vast staan, zijnde gegrond op zuiver of dicht massief goud, betekenende dat de beloften en werken des Heeren zijn zuiver, vast, bestendig, ja, ook tegen de poorten der hel. Te dezen aanzien wordt Christus genoemd de steenrots, waar de kerk op gebouwd staat; Matth.16:18; 1 Petr.2:6. 66. Dat is, heerlijk, sterk en lieflijk, gelijk de schone, grote, hoge bomen van welke vele op den berg Libanon wiessen, van welken zie de aantekening boven, hfdst.4 vs.8. 67. Dat is, schoon en aanzienlijk als de cederen. Dingen, die andere overtreffen in schoonheid en grootheid, worden gemeenlijk door de mensen uitgekipt en uitverkoren.